We zijn er bijna!
Pinos del Valle, 30-mrt 2022, Reijer Staats
Op regelmatige basis rijd ik met Johan naar beneden, naar de Presa de Béznar, de stuwdam op een paar honderd meter onder ons Spaanse dorp. Over de dam, één van de weinige vlakke stukjes in ons bergdorp, legt Johan namelijk zijn hardloopkilometers af. Zelf wandel ik terug omhoog naar huis door de boomgaarden, langs de terrassen die worden ondersteund door muren van gestapelde stenen en geflankeerd door stromende irrigatiekanalen. Zo ook vanochtend. Halverwege sta ik even stil om een groep wilde berggeiten op camera vast te leggen. Ik pluk een sappige navelsinaasappel van de boom, schil ´m en zet mijn tanden erin. Beneden, in de verte, zie ik Johan als een klein stipje over de dam heen en weer bewegen.
Vistas increibles.
We zijn er bijna!
De 12 rondjes, die Johan op en neer maakt, overigens absoluut niet zijn hobby, tellen op tot bijna 10 kilometer. Johan zegt dit kleine uur altijd als saai te ervaren en leukt zijn verveling op met het in zich opnemen van de gebeurtenissen op en rond de dam. Thuisgekomen doet hij mij steevast verslag van zijn observaties en van de dorpsgenoten die al zwaaiend voorbij reden.
Zo spotte hij vandaag een lange Noord-Europese man van halverwege de 60, gekleed in een lichtblauw t-shirt op een driekwart broek en met sandalen aan de voeten. De man kwam tevoorschijn uit de groep van zo’n 20 aan het meer geparkeerde campers: een bont gezelschap van retro Volkswagenbusjes, standaard toeristencampers, opknappertjes, luxueuze kampeerwagens, één met scootertjes en één met een Smart achterop, en omgebouwde vrachtwagens, waarvan eentje zowaar openslaande deuren had naar een ingenieus tot veranda omgebouwde laadklep.
De parkeerplaats bij het meer is tot een waar kampeerterrein verworden, en de Spaanse dagtoerist is sinds het najaar langzaam maar zeker verdrongen. De verschillende nationaliteiten aan camperaars, bestaande uit overwinterende pensionado’s, toeristen die de camper zien als corona-veilige vakantieaccommodatie, hipsters, hippies en wannabees op zoek naar vrijheid zijn voor hen in de plaats gekomen.
De man die Johans aandacht trok, stak de weg over en keek ongemakkelijk om zich heen. Na elk rondje trof Johan hem aan op een andere plek nabij het struikgewas, maar telkens zichtbaar zoekend met kleine ongemakkelijke stappen. Johan zag hem dan weer op zijn tenen staan en vervolgens weer zijn nek uitsteken, onderzoekend hoe de situatie in en achter de bosjes was. Het geheel oogde enigszins nerveus volgens Johan, en hij begon zich af te vragen of deze campertoerist wellicht behoorde tot het soort “de echte natuurkampeerder”, de categorie zonder een wc aan boord.
De eentonigheid van het trimrondje maakte in ieder geval dat Johan zijn fantasie de vrije loop liet gaan en er verscheen een fictieve scène uit het Tv-programma “We zijn er bijna!” op zijn netvlies: de man voelde in zijn camper de drang opkomen om zijn behoefte te doen, maar het moment waarop, vanwege de drukte op en rondom de dam, ervaarde hij niet echt als ideaal. Alle meereizende camperaars, wel uitgerust met sanitair aan boord, en presentatrice Martine van Os die het geheel van commentaar voorzag, keken toe hoe de man zich met samengeknepen billen, ongemakkelijk richting de bosjes begaf, waar hij sowieso werd opgemerkt door de trimmende Johan.
Na enkele minuten uit zijn vizier te zijn verdwenen, zag Johan de man met ferme passen, gehaast en zichtbaar opgelucht zich weer in de groep met geparkeerde campers mengen. Johans uurtje “We zijn er bijna!” zat er weer op en inmiddels is hij weer helemaal onthaast. De dag kan beginnen!
"Granada, I'm falling under your spell. And if you could speak what a fascinating tale you would tell" (Caterina Valente)
Malafollá Granaína
Later op deze nog lenteachtige middag begeef ik me vanuit Béznar, de locatie van onze Casita Klein Zwitserland, voor een paar euro met de bus richting Granada stad om de middag door te brengen met Simone, mijn oud-collega van het LUMC. Het voelt als een klein avontuur om zo voor het eerst met de bus naar Granada te gaan. “Busje komt zo!”, roep ik rond half vijf tegen Simone als deze écht ieder moment moet komen. Bij het instappen blijkt er geen apparaat in de bus aanwezig te zijn om de vooraf aangeschafte QR-codes, de buskaartjes, te scannen. Ook de strenge buschauffeur gunt onze beeldschermen geen blik waardig en gebaart ons ongeduldig om vooral snel door te lopen en direct plaats te nemen.
De gemiddelde Andalusiër zit graag vooraan in de bus, merkt Simone op, en deze houdt zich bovendien angstvallig stil. Simone zelf wordt door de buschauffeur kordaat op haar nummer gezet, omdat zij het waagt om een video-oproep van haar nichtje te beantwoorden en daarmee de huisregels van de bus te overtreden. Met een rood aangelopen hoofd en een aantal handkusjes beëindigt ze abrupt en zwijgzaam het gesprek. Ik onderbreek met een fluisterend “We zijn er bijna!” haar gesmiespel over gezamenlijke LUMC herinneringen, wanneer we het laatste mooie dorpje van de Lecrínvallei uitrijden. Binnen het uur arriveren we op het grote “Estación de Autobuses de Granada”.
Voor de gemiddelde stedeling klinkt het misschien als de omgekeerde wereld, maar voor mij is het heerlijk om ons Spaanse dorp te ontvluchten en in deze stad, onder de Granadinos, te onthaasten. Hun eigenheid doet zeker niet onder voor die van de Hagenees of de openhartige Amsterdammer en zoals de hardwerkende Rotterdammer zijn overhemden het liefst met opgestroopte mouwen koopt, zo kenmerkt de Granadino zich door de “Malafollá Granaína”.
Een artikel in de Granada Hoy, hét dagblad van de stad, dat ik tijdens de busrit voorlees, informeert ons over de overeenkomsten tussen de karakters uit Woody Allen films en de persoonlijkheid van de Granadino. Een verhelderende anekdote vertelt over een schrijver die een tabakswinkel binnen ging en aan de winkelier om sigaren vroeg, die niet droog, maar “vers” moesten zijn. De winkelier liep daarop naar de ruimte achter de toonbank, van waaruit de schrijver hem tegen zijn vrouw hoorde roepen: "Er is iemand die verse sigaren wil! Men denkt toch zeker niet dat we hier ansjovis verkopen?!"
Op het busstation nemen we een rode bus met het opschrift “Centro” en worden direct bij het instappen door de chauffeur in plat Amsterdams aangesproken. Zodra hij dit doet is het alsof het harnas van strenge en ongeduldige buschauffeur wordt afgeworpen, en is er nieuwsgierigheid naar deze twee Nederlandse exoten en alle tijd voor een vriendelijk praatje. “Dit is mijn thuis!”, antwoordt hij op de vraag van Simone hoe hij als Nederlandse buschauffeur in Granada is beland. Vlak voordat hij ons afzet bij de halte achter de kathedraal roept hij: “We zijn er bijna!” Simone rent nog snel even naar de voorkant van de bus om de chauffeur onbevangen uit te zwaaien en ze ziet hoe de señora direct achter hem hoofdschuddend schatert van het lachen.
Wat een feest om in deze authentieke entourage te genieten van de traditionele Andalusische keuken! Deze Braserito is een blijvertje!
Braserito
Wat een on-Spaanse timing weer. Net nu Simone en ik denken ergens gezellig te gaan borrelen, blijkt dat de leukste barretjes toch echt pas om 20.00 uur opengaan. Na een stadswandeling rond de kathedraal, door het Moorse Albaicín en el Barrio Realejo ontmoeten we bij Bodegas Castañeda, één van de oudste en meest gerenommeerde wijnbars van Granada, en natuurlijk wél altijd open, Johan en zijn Brabantse studie- en drinkvrienden van vroeger, die alweer voor de tweede keer in korte tijd voor een weekend bij ons in Andalusië zijn neergestreken. De lekkerste Granadawijnen op glas gaan gepaard met gratis tapas en het praatlustige personeel van de bar maakt het bezoek helemaal af. Onze eigenlijke favoriet Taberna Malvasía, die zojuist nog gesloten was, blijkt later afgeladen vol met Granadinos en heeft helaas geen plaats meer voor ons. Maar, we zijn er bijna, dus besluiten we direct door te lopen naar onze eetgelegenheid van vanavond!
Ik ga voor Braserito Granada in, door de klapdeur met roedeverdeling, en loop langs de stampvolle bar waaraan druk wordt gediscussieerd. “El camarero” pikt ons op aan het einde van de lange toog en begeleidt ons verder door de corridor met eettafels en een groentekraam met de ingrediënten voor de “raciones”. Een paar treden leiden naar de bovengelegen restaurantruimte. “Estamos completos para la cena!”, zegt de ober. De brasserie is vanavond fully booked.
Met z’n vijven nemen we plaats aan de gereserveerde tafel. Het plafond boven ons bestaat uit houtsnijwerk met schemerlampen. De muren zijn behangen met olieverfschilderijen in gouden ornamentlijsten en met afbeeldingen van gitanas en Bijbelse verhalen. De meest opvallende afbeelding is die van een madonna in het blauw, waarvan het dromerige gezicht identiek is aan dat van de Nederlandse zangeres Do uit Valkenswaard.
Als je in Granada bent, dan doe je zoals de Granadinos doen: we bestellen een aantal raciones om te delen. De señora aan de tafel links van ons wijst naar de menukaart, nadat zij ons verlekkerd naar haar bord met gamba’s, paddenstoelen en groene asperges in blauwe kaassaus zag kijken. De gerechten worden door de camarero opgediend op volgorde van de zwaarte van het gerecht. Onze favoriet van de avond is de schotel met gebakken eieren en bakchorizo op pikant gekruide patatas fritas.
Ik merk zo nu en dan af te haken bij de Brabantse verhalen uit de oude doos van de mannen, en verplaats mijn aandacht naar het in me opnemen van de omgeving. Naast ons rechts zit een gezin van drie met een puberdochter. De markante vader draagt een artistiek overhemd en aan onze tafel wordt geopperd dat hij iets weg heeft van acteur Pierre Bokma. Verder links aan een grote tafel zitten drie broers, met daartegenover hun wederhelften, die allemaal, vaak tegelijkertijd, luidruchtig aan het woord zijn: het verklaart het Andalusische gezoem in de ruimte. De broer rechts zou politicus of advocaat kunnen zijn. Degene in het midden, een man in jachtkleding en met alpino pet op het hoofd, lijkt net te zijn teruggekeerd van de vossenjacht. Hij steekt een kop boven de rest uit en heeft het hoogste woord. De derde broer links is meer ineengedoken en zwijgzaam. Wanneer de caballero´s en hun doña’s het etablissement verlaten wordt de tafel direct ingenomen door zes zwaar opgedofte señorita’s die zeker weten nog tot in de kleine uurtjes zullen doorgaan in ´t Schaep met de 5 pooten, maar dan de vestiging in Granada en niet die in Mokum.
Antieke sleutel, oude stal, nieuw project!
El Coral
Met de antieke sleutel van de oude stal achter ons huis in de hand gaan we voor het naambord van onze huisnotaris tevreden en opgelucht op de foto. Een nieuw project kan beginnen! “El profesor” heeft ons eindelijk zijn “coral” verkocht, nadat we in hoofdstuk drie van het e-book La gente de la media haba, ruim twee jaar geleden nog over de aankoop twijfelden, maar we in de vorige blogpost De achtbaan die emigreren heet de jacht op de professor toch maar opnieuw hadden ingezet. Bij het voldoen van de betaling bij de lokale bank neemt de professor ondanks een mega lange rij achter ons toch alle tijd om een sociaal praatje met de dame achter de balie te maken. Direct daarna moeten we de sleutel weer inleveren, zodat onze nieuwe amigo later deze week er nog enkele persoonlijke bezittingen uit kan halen.
Op een avond rond borreltijd gaat echter de telefoon en de professor vraagt me om hem voor de schuur te ontmoeten. Hij laat me zien waar in het kleine gebouw de varkens, kippen en konijnen stonden en vertelt me dat deze zevenentwintig vierkante meter tot halverwege de jaren ’90 nog de “cariño” van zijn vader was, die meerdere keren per dag het straatje omhoog liep om er zijn vee, zijn liefhebberij, te verzorgen. Ik word geïnstrueerd hoe de deur af te sluiten, in tegengestelde richting met de wijzers van de klok mee, en vertel de professor dat we een gastenkamer aan onze patio willen creëren, met een garage erboven. Tenslotte overhandigt hij me met een schouderklop de sleutel. Terug thuis krijg ik van de nieuwsgierige Simone en Johan een standje, omdat ik de professor natuurlijk had moeten uitnodigen voor een glas wijn.
Met dit project zal de straat achter ons huis, tussen Lolapaluza en Casa Una Más, er over een tijd heel anders uitzien. We zijn met onze nieuwe Madrileense buren, na een kleine aanvaring, inmiddels ook tot een overeenkomst gekomen over de maatregelen om de privacy over en weer te waarborgen. En aan het bureau van de burgemeester, hebben we met afgezakte mondkapjes bediscussieerd hoe het kleine plein tussen deze drie casas – Lolapaluza, Una Más en dat van de Madrileños – er uit zou moeten zien: niet alleen asfalt en steen, maar ook met een perk en hier en daar een boom.
Nu ik dit schrijf zij we al tweemaal in korte tijd overvallen door een ongekende smerige modderregen uit de Sahara, met een intensiteit die volgens onze vecinos nog niet eerder is voorgekomen. "No filter!" had ik eigenlijk bij de foto boven aan deze blogpost moeten schrijven, want ons witte Spaanse dorp ziet er écht vergeeld en roodachtig bruin uit. Een tweede Sahara storm verraste ons toen we net vier dagen non-stop hadden gepoetst om onze casa’s weer spierwit te maken en een derde “calima” was door deskundigen voor vandaag voorspeld, maar is niet gekomen. Volgens buurvrouw Teresa naast Villa Merise kunnen we de viezigheid voorlopig maar beter negeren: "gewoon niet naar buiten kijken, binnenblijven en wijn drinken!" Het einde van de week staat weer in het teken van de grote schoonmaak en daarna gaan we weer heerlijk onthaasten in de zon in onze witte pueblo. We zijn er bijna!
Adios uit de Valley of Happiness!